29 “Ertsengel” aan de leesband: vrouwenarbeid in de mijnbouw
Als het om het werk ondergronds in de mijn gaat, vervult de mijnwerker de hoofdrol. Maar in vroegere tijden werkten in onze streek ook jongens, meisjes en vrouwen bovengronds mee. Pochjongens maakten met een hamer het erts kleiner, meisjes vanaf 14 jaar en vrouwen sorteerden met de hand het metaalrijke van het ertsloze (metaalarme) gesteente. “Ertsengels” werden ze ondanks hun zware werk vaak spottend genoemd.
Na het transport vanuit de mijn naar de bewerkingsgebouwen op de helling van de Dörnberg werd het erts eerst door een breker verkleind en dan in een grote, ronddraaiende trommel met veel water gewassen. Van de trommel kwam het product dan op een transportband. De metaalrijke stukjes erts werden door meisjes en vrouwen eruit gehaald en in container verzameld, waaronder de transportband liep. Het ertsloze gesteente liep verder naar het tijdelijke stort.
De meisjes (vanaf 14 jaar) en de jonge vrouwen kwamen vooral uit Ramsbeck, Andreasberg en Heringhausen. De meisjes en vrouwen uit Andreasberg gebruikten gewoonlijk het voetpad “übern Kopp” (tip: infobord 34 staat aan dit pad!). In de winter kwamen ze –zonder officiële toestemming- door de Carl-Haber-mijngang en de Mijngang III bij de ertsbewerking. Hun collega´s uit Heringhausen kwamen bij iedere weersomstandigheid met de fiets.
Een getuige uit de tijd herinnert zich de dertiger jaren van de vorige eeuw: “De grote trommel schudde het gesteente met veel lawaai en een grote golf water –in de winter waren er ook wel eens ijsklompen bij- op een nog zeer primitieve transportband. Hier stonden aan beide zijden op speciaal aangegeven plaatsen de meisjes. We hadden schorten aan en kregen handschoenen uitgereikt. Eerst liep ik ijverig zijdelings met de band mee. Maar de toezichthoudende persoon maakte mij er dan op attent, dat ik vast op mijn aangewezen plaats moest blijven staan. Verder beneden hadden de meisjes immers nog genoeg uit te sorteren.
Al na twee dagen had men opengehaalde, pijnlijke handen, omdat de stenen zulke scherpe kanten hadden. De handschoenen hielden het maar 2-3 dagen uit. Slecht was het in de winter, volledig bevroren kropen we naar huis. De werktijd duurde iedere werkdag van 6 – 16 uur. Daarvoor kregen we 3,50 mark aan loon en we waren tegen ziekten verzekerd. Het loon werd netjes aan moeder gegeven, alleen voor bijzondere gelegenheden gaf ze mij een paar groschen.”
Een andere getuige uit die tijd vertelt: “Ik heb van 1942 – 1945 aan een van de drie grote leesbanden erts uitgesorteerd. Twee banden waren steeds in gebruik. Aan beide zijden van een band –we zeiden ook “leesbalken” – stonden zes tot zeven vrouwen. Ik was 17 jaar, toen ik daar begon. De voor het toezicht verantwoordelijke opzichter gooide van boven af kleine steentjes wanneer we bij het werk met elkaar spraken of zongen. Door het grijpen van de natte ertssteentjes zaten de vingers vol wondjes. Handschoenen kregen we niet: die zouden ook niet geholpen hebben. We hebben stukjes slang op maat gesneden en die over de vingers getrokken. Zodat we beter bij de leesband konden komen, stonden we op verwarmingsbuizen.
Zes uur ´s morgens moesten we beginnen. Om drie uur ´s middags zat de dienst erop. Om half tien hadden we een ontbijtpauze en een middagpauze om half een. Hoog boven in het gebouw was een verblijfsruimte. Ik geloof dat we twee mark per uur verdienden. Dat was niet veel. Als het betaaldag was, moesten we kijken of er wel iets in het loonzakje zat.”
Het werk van de “ertsengel” aan de leesband van de Ramsbecker ertsbewerking eindigde vermoedelijk rond 195. Toen nam men als eerste in de Duitse ertsmijnbouw een “zwem- en zinkinstallatie” met een uur capaciteit van 50 ton erts in gebruik, waarin een groot deel van het ertsloze gesteente van het ruwe erts kon worden gescheiden.
Mijnbouw-wandelpad
Vereiniging Vrienden van het Sauerlandse Mijnbouwmuseum Bestwig-Ramsbeck e.V.